programmaboekje
fr
Paul Lewis / Johan Jacobs

Paul Lewis: Schubert Recital III

Programma

Franz Schubert (1797 – 1828)


Pianosonate nr. 4 in a, D 537

  1. Allegro ma non troppo
  2. Allegretto quasi andantino
  3. Allegro vivace

 

Pianosonate nr. 9 in B, D 575

  1. Allegro ma non troppo
  2. Andante
  3. Scherzo: Allegretto – Trio
  4. Allegro giusto

 


***PAUZE***

 

Pianosonate nr. 18 in G, D 894

  1. Molto moderato e cantabile
  2. Andante
  3. Menuetto : allegro moderato – Trio (molto ligato)
  4. Allegretto

 

Einde van het concert : ± 22h15

In samenwerking met Maene.  

TOELICHTING

In dit recital brengt de Britse pianist Paul Lewis drie pianosonates van Franz Schubert. Tijdens zijn vorige twee Schubertrecitals voerde hij al respectievelijk de Sonates nr. 7-14-17 en 13-14-16 uit, waarin hij de evolutie van dit genre binnen het oeuvre van Schubert schetst. Nu plaatst hij twee vroege werken, Sonates nr. 4 en nr. 9, naast Sonate nr. 18, een van Schuberts latere pianosonates, die samen zowel een beeld geven van zijn muzikale ontwikkeling als van de karakteristieken die Schuberts gehele oeuvre typeren. Het is muziek die eerder intiem en subtiel is dan extravert en virtuoos, waardoor de pianist wordt uitgedaagd om in zijn interpretatie diepgang en inleving te laten primeren.

De Oostenrijkse componist Franz Schubert (1797-1828) is misschien vooral bekend als componist van liederen, een genre dat hij bijna eigenhandig van een eerder volks en luchtig tot een hoogstaand artistiek genre verhief. Daarnaast schreef hij in zijn korte leven echter ook een indrukwekkende hoeveelheid instrumentale muziek, waaronder negen symfonieën, vijftien strijkkwartetten en zo’n twintig pianosonates. Hoewel Schubert al vanaf zijn tienerjaren uitzonderlijk productief was, brak hij als componist pas door rond 1821, toen hij 24 was. In deze periode werden de eerste zogenaamde ‘Schubertiades’ georganiseerd; gemoedelijke avonden met vrienden en kennissen waarop Schubert (alleen of samen met andere muzikanten) zijn werk presenteerde, met name zijn liederen en lichtere klavierstukken. Op die manier verwierf hij een zekere bekendheid en waardering in het netwerk van Weense muziekliefhebbers, al kon hij tijdens zijn leven zijn naam nooit vestigen in het concertcircuit voor het grote publiek.

Het is dus allicht eerder in een intieme setting dat we ons de uitvoeringen van Schuberts pianosonates moeten voorstellen. Nochtans hadden enkele componisten aan het begin van de 19de eeuw – vooral Ludwig van Beethoven – het genre geschikt gemaakt voor de concertzaal door het zowel qua omvang als qua virtuositeit naar een hoger niveau te tillen. Die drang naar het extraverte en virtuoze spreekt echter allerminst uit de sonates van Schubert, die bedoeld lijken voor intiemere omgevingen. Zijn muziek is volledig gericht op de melodie, vaak uitgewerkt tot breed uitgesponnen, soms enigszins repetitieve thema’s met een diepe sonoriteit. Eerder dan het grote gebaar op te zoeken, neemt Schuberts muziek de luisteraar mee op een zwerftocht langs verschillende klank- en kleurvelden.

 

Pianosonate nr. 4 in a, Op. posth. 164,  D.537 (1817)

 

Omstreeks 1815 zette de toen achttienjarige Schubert zijn eerste stappen in het genre van de pianosonate. Zijn sonates uit 1817, waaronder Sonate nr. 4 in a en Sonate nr. 9 in B, zijn echter pas zijn eerste volwaardige realisaties van het genre. Opvallend is dat Schubert pas zo ‘laat’ zijn eerste pianosonates schreef: hij was immers goed vertrouwd met het instrument en had voordien al meerdere symfonieën, strijkkwartetten, vioolsonates, en (letterlijk!) honderden liederen gecomponeerd. Op het moment dat hij deze vroege sonates schreef, kon Schubert dus al voortbouwen op zijn eerdere werk en had hij al een eigen stem als componist gevonden.

Hoewel de Sonate nr. 4 in a nog een vroeg werk is, vinden we al enkele karakteristieken van Schubert terug. Zo volgt het hoofdthema van het eerste deel (Allegro ma non troppo) niet symmetrische structuren van telkens vier maten die de Klassieke periode kenmerkten, maar bestaat het uit twee keer vijf maten. Deze onregelmatigheid is goed te horen: de melodie maakt eerst een dalende beweging onder een dansant ritme, stijgt vervolgens, maar loopt dan uit in gebroken akkoorden in het hogere register van het klavier, die nergens naartoe lijken te leiden, waardoor de voortzetting van het thema eerder onverwacht komt. Tezamen met de vaak terugkerende pauzes van één maat geven dit soort structuren dit deel een zekere levendigheid en onvoorspelbaarheid.

Het tweede deel (Allegretto quasi andantino) is veel lyrischer van aard. Het beginthema, dat Schubert later uitwerkte tot thema van het Rondo uit zijn Sonate nr. 22 in A (D.959) combineert melodieuze subtiliteit met de lichtvoetigheid van het begeleidingspatroon. Het derde en laatste deel ten slotte (Allegro vivace) begint met een dramatische stijgende toonladderfiguur, maar weet die nooit volledig door te zetten door het contrast met het veel lichtere neventhema en de onderbrekende stiltes die we ook in het eerste deel hoorden. De sonate eindigt dan ook in alle rust – het luide slotakkoord niet te na gesproken – en moduleert zelfs naar La groot in plaats van la klein.

 

Pianosonate nr. 9 in B, Op. posth. 147, D.575 (1817)

 

De Negende Pianosonate in B behoort net als Sonate nr. 4 in a tot de vroegere sonates van Schubert, maar bestaat uit vier in plaats van drie delen. Het eerste deel (Allegro ma non troppo) kenmerkt zich door een fel begin met karakteriserende gepunteerde ritmiek. Nadien begint de muziek aan een zwerftocht door verschillende toonaarden, zoals vaker gebeurt bij Schubert, en horen we enkele opeenvolgende melodieën in een lyrische sfeer. Het geheel wordt echter samengehouden door de steeds terugkerende gepunteerde ritmiek. Verschillende kleuren en sferen wisselen elkaar dus af, maar door het gelijkaardige materiaal gaat de eenheid nooit verloren.

Ook in het tweede deel (Andante) vinden we contrastwerking terug, maar eerder op vlak van de karakters: waar het deel lyrisch begint, komen er later enkele korte maar felle uitbarstingen. Het speelse derde deel (Scherzo) bevat geen felle contrasten, maar speelt met de verwachtingen van de luisteraar door plots ingevoegde pauzes die het verloop van de muziek doorbreken. Het vierde deel (Allegro giusto) wisselt wel weer totaal verschillende karakters af, van feestelijk over dansant tot lyrisch. Ook hier gebruikt Schubert amper overgangen tussen deze sferen: zijn muziek leeft van de plotse contrasten die de luisteraar steeds in een nieuw verhaal meevoeren.

 

Pianosonate nr. 18 in G, Op. 78, D.894 (1826)

 

De Pianosonate nr. 18 in G is de laatste die tijdens Schuberts leven gepubliceerd werd. In 1828, tijdens de laatste maanden, schreef hij nog drie sonates die – hoewel ze gedurende de 19de eeuw niet bijzonder hoog ingeschat werden – nu als zijn meest mature werken in dit genre gezien worden. Tussen de vroege werken en deze 18de pianosonate liggen enkele bijzonder zware jaren voor Schubert: in 1823 begonnen de eerste symptomen van een slepende ziekte, waarschijnlijk syfilis, op te spelen. Op zijn sociale leven had deze ziekte een sterke impact, maar zijn productiviteit als componist bleef onverminderd hoog. Op het moment dat hij de sonate schreef, was hij zowaar even aan de beterhand, maar vanaf 1827 ging zijn gezondheid opnieuw bergaf tot hij een jaar later uiteindelijk aan zijn ziekte overleed.

Sonate nr. 18 is in vele opzichten een voorloper van de latere sonates. Het werk in zijn geheel straalt een serene, intieme sfeer uit, zoals al duidelijk wordt vanaf de beginmaten. Tegen de verwachtingen in kiest Schubert namelijk voor een relatief langzaam tempo (Molto moderato e cantabile). Ook het openingsthema baadt in rust: we horen een melodie zonder begeleidingspatroon, maar gespeeld in volle akkoorden met een rijke sonoriteit. In dit hoofdthema komen ook de kleurcontrasten die typisch zijn voor Schubert duidelijk naar voren: zonder enige overgang gaat de melodie plots over van Sol groot naar si klein en vervolgens Si groot, waardoor de sfeer tot tweemaal toe helemaal omslaat van vreedzaam over mysterieus tot glashelder. Het hoofdthema wordt gevolgd door een zangerig neventhema met een levendig begeleidingspatroon dat doet denken aan een wals. Na de presentatie van deze twee thema’s toont Schubert hoe dit materiaal plots een totaal ander karakter kan krijgen. Het hoofdthema wordt in mineur en fortissimo gepresenteerd en werkt toe naar een agressieve climax, waardoor het eerder dramatisch dan vredig overkomt. Hierdoor werpt het ook een ander licht op het neventhema, dat aanvankelijk nog levendig overkwam, maar na deze zwaarwichtige versie van het hoofdthema veel meer haar lyrische kwaliteiten kan tonen.

In het tweede deel (Andante) zijn de contrasten abrupter: op het vreedzame, zangerige hoofdthema volgt – zonder overgang – een luide uitbarsting in mineur die pas definitief verdwijnt bij de uiteindelijke terugkeer van het hoofdthema. Het derde deel (Menuetto) begint in een onverwacht plechtstatige sfeer, gecreëerd door de mineurtoonaard en het karakteristieke ritme (lang/kort-kort-kort-kort). De middensectie van dit deel, in majeur, is dan weer bijzonder lyrisch en intiem en contrasteert met de strakke ritmiek van het menuet.  Voordat deze middensectie begint is er een kleine overgangspassage, waarin het begin van de nieuwe melodie twijfelt om in mineur verder te gaan, maar uiteindelijk toch overgaat naar majeur..

Het vierde deel (Allegretto) is een zogenaamd rondo: het beginthema keert voortdurend terug en wordt afgewisseld door contrasterende passages. Het terugkerende thema geeft deze muziek iets eindeloos: zelfs wanneer nadat het stuk in de laatste rechte lijn naar het einde beland lijkt te zijn, horen we toch nog een nieuwe aanloop naar het thema. Schubert zet de luisteraar echter op het verkeerde been: het blijkt niet meer dan een vertraagde versie van het begin van het thema te zijn, waarna het stuk alsnog eindigt.

Biografie

Paul Lewis (Liverpool, 1972) is een van de belangrijkste vertolkers van het Centraal-Europese pianorepertoire. Zijn concerten en opnames van Beethoven en Schubert worden wereldwijd geprezen. Naast de vele prijzen die hij won voor zijn Beethovenopnames, weerspiegelt zijn discografie bij het label Harmonia Mundi zijn diepgaande omgang met het romantische repertoire.

Paul Lewis werkt regelmatig samen met belangrijke orkesten, waaronder de Berlin Philharmonic, Chicago Symphony en Bavarian Radio Symphony Orchestra. Zijn nauwe band met het Boston Symphony Orchestra leidde tot zijn selectie als 2020 Koussevitzky-artiest op het zomerfestival Tanglewood. Twee jaar later voerde hij op datzelfde festival een Beethoven concertocyclus uit die hij in alle uithoeken van de wereld speelde.

Als kamermusicus is hij regelmatig te gast in de Wigmore Hall, waar hij al meer dan 100 keer heeft opgetreden. Hij werkt nauw samen met tenor Mark Padmore met wie hij over de hele wereld recitals geeft en drie liederencycli van Schubert opnam.

Ondertussen wordt Lewis beschouwd als één van de vooraanstaande uitvoerders van Schuberts muziek en begon hij in 2022 aan een vierdelige serie pianosonates van Schubert, gepresenteerd in verschillende hoeken van de wereld. Nu brengt Lewis het derde deel van deze cyclus. In Flagey is hij artiest-in-residentie en nam hij zijn laatste Schubert CD op.

Friends of Flagey

FELLOWS

Charles Adriaenssen, Amelie Coens, Bernard Darty, Paulette Darty, Diane de Spoelberch, Geert Duyck, Marc Ghysels, Laurent Legein, Omroepgebouw Flagey NV / Maison de la Radio Flagey SA

GREAT FRIENDS

Lina Blanpain-Bruggeman, Patricia Bogerd, Leon Borgerhoff, Monique Bréhier, Nicole Bureau, Anne Castro Freire, António Castro Freire, Marie-Christine Chalon, Marie-Irène Ciechanowska, Stephen Clark, Etienne d’Argembeau, Claude de Selliers, Chantal de Spot, Jean de Spot, Pascale Decoene, Jean-Louis Duvivier, François Hinfray, Ulrike Hinfray, Ida Jacobs, Patrick Jacobs, Pauline Krayenhoff, Peter L'Ecluse, Clive Llewellyn, Danielle Llewellyn, Alain Mampuya, Sasha Marston, André Mueller, Miriam Murphy, Martine Renwart, Martine Repriels, Jean-Pierre Schaeken Willemaers, Hans Schwab, My-Van Schwab, Maria Grazia Tanese, Coen Teulings, Pascale Tytgat, Marie Van Couwenberghe, Dirk Van Gerven, Colienne van Strydonck, Piet Van Waeyenberge, Andreas von Bonin, Katinka von Bonin, Dimitri Wastchenko, Nathalie Waucquez, Jacques Zucker

FRIENDS

Steve Ahouanmenou, Ann Arnould, Pierre Arnould, Adrienne Axler, Alexandra Barentz, Eric Bauchau, Joe Beauduin, Marijke Beauduin, Etienne Beeckmans de West-Meerbeeck, Jens Benoot, Amine Benyakoub, Marie Catherine Biebuyck, Véronique Bizet, Noëlle Bribosia, Geneviève Brion, Gauthier Broze, Chantal Butaye, Olivier Chapelle, Béatrix Charlier, Catherine Chatin, Anne-Catherine Chevalier, Jacques Chevalier, Marianne Chevalier, André Claes, Xhenis Coba, Theo Compernolle, Chris Coppije, Philippe Craninx, Jean-Claude Daoust, Joakim Darras, François de Borman, Hendrik Deboutte, Olivier de Clippele, Sabine de Clippele, Dimitri de Heering, Eric De Gryse, Brigitte de Laubarede, Alison de Maret, Pierre de Maret, Manuela de Patoul, Arnoud de Vet, Brigitte de Vet, Dominique de Ville de Goyet, Sabine de Ville de Goyet, Françoise de Viron, Sebastiaan de Vries, Stéphane De Wit, Godefroid de Woelmont, Agnès de Wouters, Philippe de Wouters, Anne-Marie Dillens, Marc d’Antras, Veronique d'Antras, Pierre d’Argent, Regis D'hondt, David D'Hooghe, Suzannah D'Hooghe, Frederika D’Hoore, Stanislas d’Otreppe de Bouvette, Amélie d'Oultremont, Laure d’Oultremont, Patrice d’Oultremont, Laurent Drion, Alain Dromer, Annick d’Ursel, Etienne d'Ursel, Ludovic d’Ursel, Kristin Edwards, Jan Eggermont, Patricia Emsens, Aline Everard de Harzir, Marie Evrard, Philippe Feron, Catherine Ferrant, Isabelle Ferrant, Monique Fraiture, Claude Frédérix-Oreel, Henri Frédérix, Alberto Garcia-Moreno, Nathalie Garcia-Moreno, Brigitte Geerinckx, David Geeurickx, Benoit Gillet, Hélène Godeaux, Claire Goldman, Serge Goldman, Christine Goyens, Philippe Goyens, Pieter Hanssens, Roger Heijens, Marianne Herssens, Johan Huygh, Veerle Huylebroek, Françoise Jacques de Dixmude, Guy Jansen, Yvan Jansen, Patrick Kelley, Deborah Konopnicki, Katina Laaksonen, Bernard Levie, Katrien Lannoo, Georges Leclercq, Janine Longerstaey, Philippe Longerstaey, Joost Maes, Vincent Maroy, Michèle Martaux, Luc Meeùs, Marie-Christine Meeùs, Christel Meuris, Delphine Misonne, Jan Moijson, Gwendoline Motte, Paul Muyldermans,  Jean-Yves Neu, Sabine Overkämping, Nadia Pachciarski, Martine Payfa, Isabelle Peeters, Ingeborg Peumans, Agnès Rammant, Jean-Pierre Rammant, André Rezsohazy, Daniele Rizzi, Ariële Robyns de Scheidauer, Katrien Rots, Catherine Rutten, Désirée Schroeders, Nicolas Schuybroek, Marie-Agnes Servais, Brigitte Smeyers, François Smeyers, Edouard Soubry, Anne-Véronique Stainier, Michèle Stevelinck Heenen, Ana Maria Stan, Aurélie Stulemeijer, Jan Suykens, Frank Sweerts, Dominique Tchou, Marie-Françoise Thoua, Beatrix Thuysbaert, Olivier Thuysbaert, Danielle t’Kint de Roodenbeke, Jean t'Kint de Roodenbeke, Beatrice Trouveroy, Yves Trouveroy, Vanessa Van Bergen, Marie-Paule Van Craynest, Els Van de Perre, Katrien Van de Voorde, Radboud van den Akker, Dirk van der Poorten, Odile van der Vaeren, Stella Van der Veer, Karine Van Doninck, Patrick Van Eecke, Henriëtte van Eijl, Michel Van Huffel, Petra Van Kemseke, Lydie Van Muylem, Emmanuel Van Rillaer, Kaat Vanschoubroek, Roland Van Velthoven, Laura Van Waeyenberge, Thomas Van Waeyenberge, Titia Van Waeyenberge, Carol van Wonterghem, Marie Vandenbosch, Marie Vander Elst, Alain Vandenborre, Charlotte Vandoorne-Hanssens, Christophe Vandoorne, Elisabeth Vanistendael, Alain-Laurent Verbeke, Alexandre Verheyden, Isabel Verstraeten, Danielle Verwee, Anne Vierstraete, Ann Wallays, Sabine Wavreil, Christian Weise, Serge Wibaut, André Wielemans, Shayan Yousefi, Folkert Zijlstra, Anne Zouboff, HR One Group, Management & People Development Sprl, JFA Consulting BV

en diegenen die anoniem wensen te blijven

versie 08.10.2024

Partners