Met ingang van juni 2022 start Flagey een samenwerking met World Master Pianists (WMP) waarbij ieder seizoen een aantal aan WMP verbonden pianisten op exclusieve basis in Flagey zullen optreden. De recitals van Evgeny Kissin op 16 juni en Arcadi Volodos op 19 juni markeren deze hoogwaardige start.
Evgeny Kissin
WORLD MASTER PIANISTS
Programma
'Dit recitalprogramma is opgedragen ter nagedachtenis van mijn lerares Anna Pavlovna Kantor' - Evgeny Kissin
Johann Sebastian Bach (1685-1750)
Toccata en Fuga in d (arr. C. Tausig) | 9'
Wolfgang Amadeus Mozart (1756-1791)
Adagio in b, K. 540 | 14'
Ludwig van Beethoven (1770-1827)
Pianosonate nr. 31 in A, op. 110 | 23'
- Moderato cantabile molto espressivo
- Allegro molto
- Adagio, ma non troppo – Fuga ; Allegro, ma non troppo
Pause
Frédéric Chopin (1810-1849)
Mazurka in B, op. 7/1 | 3'
Mazurka in g, op. 24/1 | 3'
Mazurka in C, op. 24/2 | 3'
Mazurka in c, op. 30/1 | 2'
Mazurka in bes, op. 30/2 | 2'
Mazurka in C, op. 33/3 | 2'
Mazurka in bes, op. 33/4 | 7'
Andante spianato et Grande Polonaise brilliante, op. 22 | 14'
einde van het concert : +/- 22:15
TOELICHTING
Voor veel van de grote componisten van weleer ging het componeren en het zelf uitvoeren van hun muziek hand in hand doorheen hun carrière. De vier componisten die Evgeny Kissin uitkiest voor zijn recital in Flagey zijn daarvan uitgelezen voorbeelden. Zo was Johann Sebastian Bach een gevierd virtuoos op orgel en klavecimbel, iets waarvoor hij in zijn tijd bekender was dan voor zijn composities. Componist-uitvoerders zoals Wolfgang Amadeus Mozart, Ludwig van Beethoven of Frédéric Chopin, die in tegenstelling tot Bach de stap zetten naar een bestaan als zelfstandig kunstenaar, gebruikten dan weer hun vaardigheid op het klavier om hun muziekwerken bekend te maken bij het bredere publiek.
Bach aan de start van een roemrijke carrière
De jonge Johann Sebastian Bach (1685-1750) kwam voor het eerst in contact met het orgel via zijn oudste broer Johann Christoph (1642-1703), de organist van het stadje Ohrdruf. Hun ouders waren onverwacht gestorven in 1694, en de jonge Bach vond een nieuw thuis in het gezin van Johann Christoph. Deze merkte het muzikale talent van zijn broer op en leerde hem het orgel en het klavecimbel te bespelen. Het is vooral het orgel dat – samen met het componeren – een van Bachs grootste liefdes werd. Zijn eerste stappen in de muziekwereld waren dan ook als organist: op zijn 18de was hij tijdelijk plaatsvervangend hoforganist aan het hertogelijke hof in Weimar en op 13 juli 1703 wijdde hij het nieuwe orgel van de Neue Kirche in Arnstadt in. Tijdens deze gelegenheid voerde Bach vermoedelijk zijn Toccata en Fuga in re klein voor het eerst uit. Het inspelen was een soort sollicitatie, want nog geen maand later werd hij benoemd tot organist van de kerk. Volgens zijn eerste biograaf, Johann Nikolaus Forkel, bespeelde Bach het orgel “met zo'n gemakkelijke en kleine bewegingen van de vingers dat het nauwelijks waarneembaar was. Alleen de toppen van zijn vingers waren in beweging; de hand behield zelfs in de moeilijkste passages zijn ronde vorm; de vingers rezen heel weinig van de toetsen, nauwelijks meer dan in een triller, en wanneer de ene werd gebruikt, bleef de andere rustig op zijn plaats. Nog minder namen de andere delen van zijn lichaam enig aandeel in zijn spel, zoals gebeurt bij velen wier hand niet ontspannen genoeg is". Zijn Toccata en Fuga baseert Bach op de virtuoze Noord-Duitse orgelspeelstijl van Johann Adam Reincken (die op dat moment werkte in Hamburg) en Dietrich Buxtehude (die op dat moment werkte in Lübeck). De invloed van deze grote voorbeelden duikt op in de monumentale Toccata waarin hij een improvisatorisch aandoende toccatastijl gebruikt, een stijl die bedoeld is om de behendigheid en vingervlugheid van de speler te tonen. De toccata leidt naar een vierstemmige fuga, een muziekvorm die beschouwd wordt als een van de moeilijkste genres om te componeren. In een fuga staan de meerstemmigheid (contrapunt) en gevarieerde herhaling van een hoofdthema centraal. Dit hoofdthema wordt aan het begin van de fuga door elke stem afzonderlijk geïntroduceerd. Dankzij dergelijke werken toonde Bach aan zijn toekomstige werkgever dat hij op zijn zeventiende zowel al een geducht klaviervirtuoos was als een componist voor wie zelfs het moeilijke fugagenre geen geheimen kende. Kissin speelt het pianoarrangement van Carl Tausig (1841-1871), een leerling van Franz Liszt. Tausig werd geroemd om zijn feilloze techniek en (net als Bach) om zijn onbewogen houding aan het klavier. In dit arrangement voor de moderne piano zet Tausig de vele klankmogelijkheden van het instrument in de verf én imiteert hij de klankregisters van het orgel.
Uitdrukking van een tragische periode in Mozarts leven
Wolfgang Amadeus Mozart (1756-1791) schreef zijn Adagio in si klein in 1788. Hij was op dat moment 32 jaar oud en maakte een bijzonder moeilijke periode door. Zijn populariteit als uitvoerder bij het Weense publiek was sterk aan het verminderen. Al zijn hoop had hij gesteld op Don Giovanni die hij in 1787 had voltooid. De opera echter sloeg niet aan bij het publiek en werd slechts een paar keer uitgevoerd. Hij liet zich echter niet ontmoedigen en bleef onophoudelijk doorcomponeren. Op korte tijd voltooide hij zijn Pianoconcert nr. 26 in D, K. 537, "Kroning", zijn laatste drie symfonieën (K. 543, 550 en 551), verschillende pianotrio's, en dit korte, uiterst emotierijke Adagio voor klavier. Het Adagio herinnert aan de diepgaande emoties en dramatiek die aan bod komen in zijn Don Giovanni. Hij componeert het werk in de ongewone toonaard si klein, een toonaard die hem inspireert tot het schrijven van bijzonder tragische passages met plotse dynamische contrasten en met harmonieën. Pianist Vladimir Horowitz vergeleek de muziek zelfs met laatromantische muziek: “Mozart wijst in dit Adagio de weg naar de harmonische taal die later zal worden gebruikt door Chopin, Verdi en zelfs Wagner”.
Op zoek naar nieuwe expressieve horizonten
Terwijl Bach en Mozart opgroeiden in een samenleving die gedomineerd werd door de aristocratie, maakte Ludwig van Beethoven (1770-1827) mee hoe de burgerij meer en meer op de voorgrond kwam in de maatschappij. Beethoven had echter weinig moeite om zich aan te passen aan deze veranderende wereld. Hij verkeerde in de hoogste adellijke kringen, had verschillende muziekuitgeverijen en pianobouwers op zijn hand, en wist hoe hij de concertzalen kon uitverkopen. Net zoals Bach en Mozart was hij een briljant improvisator, en aanvankelijk maakte Beethoven carrière als pianist-uitvoerder van zijn eigen werk. Door zijn verslechterende gehoor echter was hij genoodzaakt om geleidelijk aan zijn eigen concerten op te geven en om zich toe te spitsen op het componeren. Een belangrijk moment voor zijn compositorische proces vond plaats in 1817 toen de Engelse pianofabrikant Thomas Broadwood aan de componist een nieuw instrument cadeau deed om aan te componeren met niet minder dan zes octaven. Hoewel Beethovens gehoor te slecht was om volledig het grotere toon- en dynamische bereik van het instrument te kunnen waarderen, inspireerde het instrument hem tot het verruimen van zijn muzikale grenzen. Indrukwekkende voorbeelden van werken die hij componeerde aan het instrument zijn de grootse "Hammerklavier"-sonate nr. 29, op. 106 uit 1818 en de drie pianosonates die hij voltooide in 1820 (Opus 109) en 1821 (Opus 110 en 111). In deze pianowerken experimenteert hij met de vorm van de afzonderlijke delen, met verre toonaarden, met vernieuwende speeltechnieken,… De nadruk in zijn late muziekwerken ligt vaak op het slotdeel, en dat is ook het geval in zijn Pianosonate op. 110. Het openingsdeel Moderato cantabile molto espressivo opent op intieme wijze met het alterneren van ontspannen melodieën met snellere arpeggio’s. Het overwicht van de snelle arpeggio’s neemt geleidelijk aan toe waardoor het deel steeds avontuurlijker en onvoorspelbaarder wordt. Beethoven vraagt dat het deel zonder onderbreking overgaat in het daaropvolgende scherzo-achtige Allegro molto waarin hij speelt met het maatgevoel via tal van onverwachte ritmische accenten, vertragingen en korte stiltes. Het meest bijzondere deel van deze sonate is waarschijnlijk wel het slotdeel Adagio, ma non troppo. Na een improvisatorisch aandoende passage (een recitatief) met tal van enharmonisch verre modulaties, volgt een klaaggezang (arioso) en een ingenieuze driestemmige fuga. De fuga lijkt op de bouwen naar een grootse climax, maar in de plaats keert het arioso terug, zij het in een andere kleine tertstoonaard. Opnieuw zet de fuga zich in, zij het met het thema in kreeftvorm (omgekeerd). Deze tweede fuga-inzet leidt vervolgens naar het echte grootse en virtuoze slot waarin Beethoven jubelend het volledige register van zijn Broadwood-instrument aanwendt.
Poolse stoutmoedigheid
Weinig componisten zijn zo nauw verweven met één enkel instrument als de Poolse componist Frédéric Chopin (1810-1849) met de piano. Zijn walsen, ballades, nocturnes, mazurka’s en andere solopianowerken gaven een nieuwe betekenis aan de "salonmuziek", de lichte muziek die in de Parijse salons van de jaren 1830 en 1840 zo populair was. Zijn unieke vermenging van klassieke genres met enerzijds romantische expressie en anderzijds nieuwe pianotechnieken zorgde voor een revolutie in de Franse hoofdstad waar hij zich sinds 1831 had gevestigd. Zijn goede vriend en pianovirtuoos Franz Liszt karakteriseerde hem als "een van die originele wezens die los staan van alle gebondenheid".
Een van de genres waarmee Chopin het pianorepertoire verrijkte was de mazurka, een Poolse volksdans waarop met stampende of hielkloppende gebaren werden gedanst. De gestileerde pianowerken die Chopin ervan maakte werden enthousiast onthaald door de beau-monde van Parijs. In zijn ongeveer 60 mazurka's evoceert hij het dorpsleven op het Poolse platteland. Karakteristiek zijn de tweestemmige textuur van een lyrische melodie boven een opzwepende bas (in de oorspronkelijke volksmuziek vaak gespeeld door een doedelzak), de ternaire maatsoort, en de gepunteerde ritmische figuur op de eerste tel van de maat die ervoor zorgt dat de klemtoon van de muziek vaak verschuift. De gepunteerde figuur is bijvoorbeeld heel herkenbaar in de onstuimige openingsmaten van de Mazurka op. 7/1. Dat niet elke mazurka jubelend en opzwepend is, bewijst de Mazurka op. 24/1. Aan deze overwegend ingetogen mazurka geeft Chopin een Oost-Europees tintje via de overmatige secunden in de melodielijn. De Mazurka op. 24/2 is dan weer een waar dorpsfeest. Dit heen en weer wiegende pianowerkje alterneert tussen Lydische dansmelodieën, passages met uiterst delicate melodieën en luid stampende akkoorden. Een droeve sfeer staat centraal in de korte Mazurka op. 30/1 die een gevoel van besluiteloosheid oproept. De Franse operacomponist Giacomo Meyerbeer spotte ooit met de ritmische dubbelzinnigheid van de mazurka’s in het bijzijn van de componist. Over de maatsoort van de Mazurka op. 30/3 zei Meyerbeer dat het in binaire maatsoort was, iets wat Chopin op geagiteerde wijze moet weerlegd hebben. Hoe men ook naar de muziek luistert: voor Chopin primeert de onschuldige en pretentieloze klanksfeer die hij steeds inkleurt met een zweem van melancholie. De Mazurka op. 33/4 is ten slotte een dramatische dans vol felle contrasten. De muziek is nu eens vrolijk, dan weer hartstochtelijk, of op andere momenten innemend charmant.
Ook zijn Andante spianato et Grande polonaise brillante schreef Chopin om zijn carrière als pianist aan te wakkeren. Uit zijn jonge jaren dateren namelijk een aantal werken voor piano en orkest zoals zijn twee pianoconcerten, de Variaties op Là ci darem la mano uit Mozarts Don Giovanni, op. 2, de Fantasia op Poolse thema's op. 13, het Rondo à la Krakowiak, op. 14 en, in 1835, deze Andante spianato et Grande polonaise brillante, op. 22. Dit laatst werk wordt tegenwoordig het vaakst uitgevoerd in de versie voor piano solo. Net als bij Bachs Toccata en Fuga in re klein toont Chopin wat hij allemaal in zijn mars heeft als uitvoerder én als componist door verschillende genres – een intiem andante en een heftige polonaise – met elkaar te combineren. Het is de reden dat Robert Schumann hem "de stoutmoedigste en fierste poëtische geest van die tijd" noemde. Het Andante spianato opent intiem met zacht kabbelende begeleidingspatronen waarboven Chopin een elegante melodie schrijft die hij verrijkt met tal van versieringen, omspelingen, meerstemmigheid,…. Een akkoordische middenpassage onderbreekt even de vloeiend kabbelende textuur, maar de stemming verandert pas echt met de bombastische inzet van de Grande polonaise brillante. Net zoals zijn mazurka’s verwijst de polonaise naar Chopins Poolse achtergrond aan de hand van een trots en aristocratisch aandoend polonaise-thema. De polonaise is groots en technisch vol uitdagingen voor de uitvoerder zoals gedurfde sprongen, dubbeltrillers, parelende versieringsnoten,… Net als zijn mazurka’s toont Chopin met zijn Andante spianato et Grande polonaise brillante aan de Parijse muziekliefhebbers dat met zijn komst er een pianist-componist was toegekomen die zijn gelijke niet kende.
Waldo Geuns
Biografie
Evgeny Kissin, piano
Zijn muzikaliteit, zijn interpretaties vol diepgang en poëtische kwaliteiten, en zijn buitengewone virtuositeit maken van Evgeny Kissin een van de meest bijzondere pianisten van zijn generatie. Hij treedt overal ter wereld op en werkt samen met de belangrijkste orkesten onder leiding van dirigenten zoals Abbado, Ashkenazy, Barenboim, Dohnanyi, Giulini, Levine, Maazel, Muti en Ozawa.
Kissin werd geboren in Moskou in oktober 1971 en begon op tweejarige leeftijd op het gehoor te spelen en te improviseren op de piano. Toen hij zes jaar oud was, ging hij naar een speciale school voor begaafde kinderen, de Moskouse Gnessin Muziekschool, waar hij leerling werd van Anna Pavlovna Kantor, zijn enigste leraar. Op tienjarige leeftijd maakte hij zijn concertdebuut met het Pianoconcert K. 466 van Mozart en een jaar later gaf hij zijn eerste solorecital in Moskou. Hij brak internationaal door in maart 1984, twaalf jaar oud, met Chopins Pianoconcerten nr. 1 en 2 in de Grote Zaal van het Moskouse Conservatorium met het Moskouse Staatsfilharmonie onder leiding van Dmitri Kitaenko. Dit concert werd live opgenomen door Melodia en als album uitgebracht in 1985. Gezien het verbazingwekkende succes van de opname volgen in de daaropvolgende twee jaar nog vijf albums met liveoptredens in Moskou.
De eerste optredens van Kissin buiten Rusland vonden plaats in 1985 in Oost-Europa. In 1986 tourde hij vervolgens in Japan en in december 1988 trad hij op met Herbert von Karajan en de Berliner Philharmoniker op een nieuwjaarsconcert dat internationaal werd uitgezonden. In 1990 trad Kissin voor het eerst op tijdens de BBC Promenade Concerts in Londen en in datzelfde jaar maakte hij zijn Noord-Amerikaanse debuut met de uitvoering van de beide pianoconcerten van Chopin samen met de New York Philharmonic onder leiding van Zubin Mehta. De week nadien opende hij het nieuwe seizoen van Carnegie Hall met een spectaculair debuutrecital, live opgenomen door BMG Classics.
Kissin won tal van prijzen. Hij ontving de Crystal Prize van de Osaka Symphony Hall voor het ‘Beste Optreden van het Jaar’ in 1986 (zijn eerste optreden in Japan). In 1991 ontving hij de prijs ‘Musicus van het Jaar’ van de Chigiana Muziekacademie in Siena, Italië. Hij was eregast bij de uitreiking van de Grammy Awards in 1992, live uitgezonden voor een publiek dat op meer dan een miljard werd geschat, en drie jaar later werd hij ‘Jongste Instrumentalist van het jaar’ van Musical America. In 1997 ontving hij als jongste laureaat ooit de prestigieuze Triumph Award voor zijn buitengewone bijdrage aan de cultuur van Rusland, een van de hoogste culturele onderscheidingen die in de Russische Republiek worden uitgereikt. Kissin kreeg een eredoctoraat in muziek van de Manhattan School of Music, net als de Shostakovich Award, een van Ruslands hoogste muzikale onderscheidingen, een erelidmaatschap van de Royal Academy of Music in Londen en een eredoctoraat in de letteren van de Universiteit van Hong Kong.
De vele opnames van Kissin werden bekroond met talrijke prijzen. Zo won hij onder andere de Edison Klassiek in Nederland, de Diapason d'Or en de Grand Prix van La Nouvelle Academie du Disque in Frankrijk. Met zijn opname van werken van Skrjiabin, Medtner en Stravinsky (RCA Red Seal) won hij in 2006 een Grammy voor ‘Beste Instrumentale Solist’. In 2002 werd Kissin uitgeroepen tot ‘Echo Klassik Solist van het Jaar’. Zijn meest recente Grammy voor ‘Beste Instrumentale Solistenuitvoering’ (met orkest) kreeg hij in 2010 voor zijn opname van Prokofievs Pianoconcerten nr. 2 en 3 met het Philharmonia Orchestra onder leiding van Vladimir Ashkenazy (EMI Classics).
Kissins buitengewone talent inspireerde Christopher Nupen tot de documentaire Evgeny Kissin: The Gift of Music, die in 2000 op video en dvd werd uitgebracht door RCA Red Seal.
Friends of Flagey
FELLOWS
Charles Adriaenssen, Amelie Coens, Bernard Darty, Paulette Darty, Diane de Spoelberch, Geert Duyck, Marc Ghysels, Laurent Legein, Omroepgebouw Flagey NV / Maison de la Radio Flagey SA
GREAT FRIENDS
Lina Blanpain-Bruggeman, Patricia Bogerd, Leon Borgerhoff, Monique Bréhier, Nicole Bureau, Anne Castro Freire, António Castro Freire, Marie-Christine Chalon, Marie-Irène Ciechanowska, Stephen Clark, Etienne d’Argembeau, Claude de Selliers, Chantal de Spot, Jean de Spot, Pascale Decoene, Jean-Louis Duvivier, François Hinfray, Ulrike Hinfray, Ida Jacobs, Patrick Jacobs, Pauline Krayenhoff, Peter L'Ecluse, Clive Llewellyn, Danielle Llewellyn, Alain Mampuya, Sasha Marston, André Mueller, Miriam Murphy, Martine Renwart, Martine Repriels, Jean-Pierre Schaeken Willemaers, Hans Schwab, My-Van Schwab, Maria Grazia Tanese, Coen Teulings, Pascale Tytgat, Marie Van Couwenberghe, Dirk Van Gerven, Colienne van Strydonck, Piet Van Waeyenberge, Andreas von Bonin, Katinka von Bonin, Dimitri Wastchenko, Nathalie Waucquez, Jacques Zucker
FRIENDS
Steve Ahouanmenou, Ann Arnould, Pierre Arnould, Adrienne Axler, Alexandra Barentz, Eric Bauchau, Joe Beauduin, Marijke Beauduin, Etienne Beeckmans de West-Meerbeeck, Jens Benoot, Amine Benyakoub, Marie Catherine Biebuyck, Véronique Bizet, Noëlle Bribosia, Geneviève Brion, Gauthier Broze, Chantal Butaye, Olivier Chapelle, Béatrix Charlier, Catherine Chatin, Anne-Catherine Chevalier, Jacques Chevalier, Marianne Chevalier, André Claes, Xhenis Coba, Theo Compernolle, Chris Coppije, Philippe Craninx, Jean-Claude Daoust, Joakim Darras, François de Borman, Hendrik Deboutte, Olivier de Clippele, Sabine de Clippele, Dimitri de Heering, Eric De Gryse, Brigitte de Laubarede, Alison de Maret, Pierre de Maret, Manuela de Patoul, Arnoud de Vet, Brigitte de Vet, Dominique de Ville de Goyet, Sabine de Ville de Goyet, Françoise de Viron, Sebastiaan de Vries, Stéphane De Wit, Godefroid de Woelmont, Agnès de Wouters, Philippe de Wouters, Anne-Marie Dillens, Marc d’Antras, Veronique d'Antras, Pierre d’Argent, Regis D'hondt, David D'Hooghe, Suzannah D'Hooghe, Frederika D’Hoore, Stanislas d’Otreppe de Bouvette, Amélie d'Oultremont, Laure d’Oultremont, Patrice d’Oultremont, Laurent Drion, Alain Dromer, Annick d’Ursel, Etienne d'Ursel, Ludovic d’Ursel, Kristin Edwards, Jan Eggermont, Patricia Emsens, Aline Everard de Harzir, Marie Evrard, Philippe Feron, Catherine Ferrant, Isabelle Ferrant, Monique Fraiture, Claude Frédérix-Oreel, Henri Frédérix, Alberto Garcia-Moreno, Nathalie Garcia-Moreno, Brigitte Geerinckx, David Geeurickx, Benoit Gillet, Hélène Godeaux, Claire Goldman, Serge Goldman, Christine Goyens, Philippe Goyens, Pieter Hanssens, Roger Heijens, Marianne Herssens, Johan Huygh, Veerle Huylebroek, Françoise Jacques de Dixmude, Guy Jansen, Yvan Jansen, Patrick Kelley, Deborah Konopnicki, Katina Laaksonen, Bernard Levie, Katrien Lannoo, Georges Leclercq, Janine Longerstaey, Philippe Longerstaey, Joost Maes, Vincent Maroy, Michèle Martaux, Luc Meeùs, Marie-Christine Meeùs, Christel Meuris, Delphine Misonne, Jan Moijson, Gwendoline Motte, Paul Muyldermans, Jean-Yves Neu, Sabine Overkämping, Nadia Pachciarski, Martine Payfa, Isabelle Peeters, Ingeborg Peumans, Agnès Rammant, Jean-Pierre Rammant, André Rezsohazy, Daniele Rizzi, Ariële Robyns de Scheidauer, Katrien Rots, Catherine Rutten, Désirée Schroeders, Nicolas Schuybroek, Marie-Agnes Servais, Brigitte Smeyers, François Smeyers, Edouard Soubry, Anne-Véronique Stainier, Michèle Stevelinck Heenen, Ana Maria Stan, Aurélie Stulemeijer, Jan Suykens, Frank Sweerts, Dominique Tchou, Marie-Françoise Thoua, Beatrix Thuysbaert, Olivier Thuysbaert, Danielle t’Kint de Roodenbeke, Jean t'Kint de Roodenbeke, Beatrice Trouveroy, Yves Trouveroy, Vanessa Van Bergen, Marie-Paule Van Craynest, Els Van de Perre, Katrien Van de Voorde, Radboud van den Akker, Dirk van der Poorten, Odile van der Vaeren, Stella Van der Veer, Karine Van Doninck, Patrick Van Eecke, Henriëtte van Eijl, Michel Van Huffel, Petra Van Kemseke, Lydie Van Muylem, Emmanuel Van Rillaer, Kaat Vanschoubroek, Roland Van Velthoven, Laura Van Waeyenberge, Thomas Van Waeyenberge, Titia Van Waeyenberge, Carol van Wonterghem, Marie Vandenbosch, Marie Vander Elst, Alain Vandenborre, Charlotte Vandoorne-Hanssens, Christophe Vandoorne, Elisabeth Vanistendael, Alain-Laurent Verbeke, Alexandre Verheyden, Isabel Verstraeten, Danielle Verwee, Anne Vierstraete, Ann Wallays, Sabine Wavreil, Christian Weise, Serge Wibaut, André Wielemans, Shayan Yousefi, Folkert Zijlstra, Anne Zouboff, HR One Group, Management & People Development Sprl, JFA Consulting BV
en diegenen die anoniem wensen te blijven
versie 08.10.2024